De bijna tweehonderd deelnemers aan de VN-klimaattop in Parijs hebben zaterdagavond een bindend klimaatakkoord aangenomen.
Na meer dan anderhalve week vergaderen zijn ze het eens geworden. Het verdrag is erop gericht de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en de opwarming van de aarde te verminderen. Alle deelnemende landen moeten zich aan de doelstellingen in het verdrag houden.
Na de mededeling dat het verdrag was aangenomen, barstte in de zaal een minutenlang applaus en gejuich los. Er was ook nog ruimte voor een kwinkslag. Conferentievoorzitter Laurent Fabius onderbrak het gejuich om het historische akkoord te bekrachtigen met een hamerslag. “Ze zeiden me dat ik nog even een klap met de hamer moest geven. En het is maar een klein hamertje, maar het brengt iets groots tot stand”, grapte Fabius.
Belangrijkste punten in het verdrag zijn: het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal 2 graden, met 1,5 graad als streefwaarde, het fors verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en investeren in arme landen die moeite hebben de klimaatdoelstellingen te halen.
De Franse president François Hollande sprak eerder zaterdag, toen de ontwerptekst werd gepubliceerd, van een historisch akkoord. Volgens conferentievoorzitter Fabius leidt het verdrag tot een keerpunt in het gebruik van fossiele brandstoffen als olie, gas en steenkool. Zowel bedrijven als overheden moeten geleidelijk overschakelen op alternatieve energiebronnen.
Historisch klimaatverdrag
Het klimaatverdrag dat zaterdag op de VN-klimaattop in Parijs is goedgekeurd, wordt gezien als een historisch verdrag. Het is de eerste keer dat het klimaatverdrag over de hele wereld zal gelden.
Het eerste klimaatverdrag werd gesloten in 1992 tijdens de Earth Summit in Rio de Janeiro. Doel van de overeenkomst is de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, om klimaatverandering een halt toe te roepen. Het verdrag, dat door 196 landen werd goedgekeurd en bekrachtigd, trad in 1994 in werking.
Sinds dat eerste verdrag is er elk jaar een klimaattop gehouden, met wisselende resultaten. Een mijlpaal werd bereikt in 1997 op de bijeenkomst in Japan. Daar werd het zogeheten Kyoto-protocol opgesteld. In die overeenkomst werd afgesproken dat landen om hun klimaatdoelstellingen te halen niet per se zelf de uitstoot hoeven te beperken, maar een deel daarvan ook in het buitenland mogen realiseren (emissiehandel). Ook werden suggesties gedaan hoe de vermindering tot stand zou kunnen komen. Gezamenlijk zouden ze moeten uitkomen op een uitstootreductie van 5 procent ten opzichte van 1990. De jaren erna werd het Kyoto-protocol verder uitgewerkt.
De klimaatconferentie van 2009 in Kopenhagen werd gezien als mislukking. De bedoeling was tot harde, juridisch bindende afspraken te komen, maar dat lukte niet doordat grote landen als de VS zich niet wilden vastleggen op het verminderen van hun CO2-uitstoot. Wel werd afgesproken dat de aarde met niet meer dan 2 graden mag opwarmen, een waarde die zaterdag in Parijs verder is aangescherpt. Gestreefd wordt nu naar maximaal 1,5 graad.
In 2011 spraken de landen in Durban (Zuid-Afrika) af dat ze in 2015 tot een bindend akkoord zouden komen. Vorig jaar kwamen ze op de VN-klimaattop in Lima (Peru) overeen dat alle landen voor maart 2015 moesten aangeven met hoeveel ze hun uitstoot denken te reduceren.